Offshore personeel

Informatiebrief vrijstellingen o.b.v. artikel 41 Vrijstellingsverordening

Aanleiding
Er blijkt onduidelijkheid te bestaan over de vrijstelling van invoerrechten en belastingen op goederen die per schip naar Nederland worden meegenomen. De Douane ontvangt regelmatig specifieke vragen over dit onderwerp. Het gaat daarbij om goederen die aan wal worden gebracht door bemannings- of personeelsleden van vissersschepen, schepen die in het verkeer van en naar boorplatforms worden gebruikt en schepen van de Rijksrederij die een Nederlandse haven binnenkomen. Deze goederen, veelal alcoholhoudende dranken en tabaksproducten, kunnen in een eerder stadium belastingvrij zijn geproviandeerd.

Vraag
De vraag is of voor deze goederen vrijstelling van invoerrechten en belastingen kan worden verleend. Dit op basis van artikel 41 van de Verordening (EG) 1186/2009 ( hierna Vrijstellingsverordening), artikelen 21a en 21b van de Wet op de omzetbelasting, artikel 68a van de Wet op de accijns en artikel 31 van de Wet op verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken.

Antwoord
Artikel 41 van de Vrijstellingsverordening is alleen van toepassing op “goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van de bemannings- of personeelsleden komende uit een derde land”. Een boorplatform dat buiten de territoriale wateren ligt is in de zin van de Uniewetgeving niet te beschouwen als een derde land. En vissersschepen en Rijksrederij-schepen doen tijdens hun reizen in het algemeen geen derde land aan (tenzij anders blijkt uit een scheepsjournaal of andere stukken). Dit betekent dat artikel 41 van de Vrijstellingsverordening hier niet van toepassing is. In de bijlage bij deze brief is een uittreksel van het Handboek Douane opgenomen, met daarin de relevante wetgeving op dit gebied.
De douanewetgeving, accijnswetgeving, wetgeving inzake verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en wetgeving inzake de omzetbelasting kennen ook geen andere gronden voor toepassing van een vrijstelling van invoerrechten en/of belastingen.
Dit betekent dat bij bemannings- of personeelsleden van genoemde categorieën vaartuigen -tenzij anders blijkt – alle bovengemelde wetsartikelen niet kunnen worden toegepast. Ook op andere gronden is er geen vrijstelling mogelijk.

Gevolgen
Wanneer goederen als alcoholhoudende dranken en tabaksproducten van de schepen worden meegenomen en aan wal worden gebracht, moet voor deze goederen een aangifte ten invoer worden gedaan en moeten invoerrechten en belastingen worden betaald.

Toezicht Douane
De Douane ziet scherp toe op de naleving van de wetgeving op dit gebied. Uiteraard kan de Douane op verzoek zorgdragen voor een nadere toelichting.

Bijlage bij Informatiebrief vrijstellingen o.b.v. artikel 41 Vrijstellingverordening

Uittreksel Handboek Douane – onderdeel Douanevrijstellingen

Goederen die deel uitmaken van bagage van reizigers

In dit hoofdstuk vindt u aanwijzingen voor het gebruik van de vrijstelling bij het brengen in het vrije verkeer van goederen in bagage van reizigers.

1 Wettelijke basis

De vrijstelling van invoerrecht bij de invoer van persoonlijke bagage van reizigers is voorzien in artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 (Titel II, Hoofdstuk X, artikel 41).

De vrijstelling van omzetbelasting is voorzien in artikel 21a en artikel 21b Wet op de omzetbelasting 1968. De vrijstelling van accijns is voorzien in artikel 68a Wet op de accijns en de vrijstelling van verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken is voorzien in artikel 31 Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. De vrijstellingen van de omzetbelasting en accijns zijn gebaseerd op Richtlijn nr. 2007/74/EG.

2 Reikwijdte vrijstelling invoerrecht

De vrijstelling van invoerrecht heeft betrekking op gebruiks- en verbruiksgoederen zonder handelskarakter die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers die van een derde land reizen naar het douanegebied van de Unie. De reizigers moeten een derde land hebben bezocht. (artikel 41, Verordening (EG) nr. 1186/2009)

Onder bagage wordt in het algemeen begrepen alle goederen die op de een of andere wijze worden vervoerd in het kader van een reis van een natuurlijke persoon.

(artikel 1, lid 5, GVo.DWU)

Onder een “reiziger” bij invoer wordt verstaan:
• een persoon die het douanegebied van de Unie tijdelijk binnenkomt. De reiziger heeft zijn normale verblijfplaats niet in de Unie;
• een persoon die naar het douanegebied van de Unie terugkeert na tijdelijk op het grondgebied van een derde land te hebben verbleven. De reiziger heeft zijn normale verblijfplaats wel in de Unie.
• (artikel 1, lid 40, GVo.DWU)

Het begrip normale verblijfplaats is uiteengezet in paragraaf 1.4. (artikel 1, lid 40 Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446

Let op!

Bemanningsleden van de dag-, kust- of sportvisserij zijn geen reizigers die uit een derde land naar de Unie terugkeren. Zij komen daarom niet aanmerking voor de vrijstelling.

3 Persoonlijke bagage

Onder “persoonlijke bagage” wordt verstaan bagage die de reiziger bij zijn aankomst in het douanegebied van de Unie bij de douane kan aangeven en de bagage die hij later bij de douane aangeeft, voor zover hij kan aantonen dat deze bij zijn vertrek uit een derde land als begeleide bagage is ingeschreven bij de maatschappij die zijn vervoer van het derde land naar de Unie heeft verzorgd. Indien deze bagage als nagezonden bagage door een post- of koeriersbedrijf is vervoerd wordt deze ook onder “persoonlijke bagage” begrepen. Motorbrandstoffen in draagbare reservoirs kunnen niet tot de persoonlijke bagage worden gerekend. (artikel 21a, letter a Wet op de omzetbelasting 1968)

Let op!

Goederen welke zijn vergeten en worden nagezonden, maar niet zijn ingeschreven bij de maatschappij die reiziger heeft vervoerd, worden niet aangemerkt als persoonlijke bagage. Indien reiziger meent aan de voorwaarden te voldoen kan hij aanspraak maken op de vrijstelling bij terugkerende goederen..

4 Goederen zonder handelskarakter

De goederen in de persoonlijke bagage van een reiziger hebben geen handelskarakter als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. In dat geval moet sprake zijn van goederen:
• met een incidenteel karakter;
• die zijn bestemd voor persoonlijk gebruik van de reiziger of voor gebruik door leden van zijn gezin of zijn bestemd om als geschenk te worden aangeboden; en
• er mag gelet op de aard en hoeveelheid van de goederen geen sprake zijn van commerciële bijbedoelingen.

(artikel 21a, letter b Wet op de omzetbelasting 1968(artikel 1, lid 21, letter b, GVo.DWU juncto artikel 21a, letter b Wet op de omzetbelasting 1968).

5 Tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier

De vrijstelling voor tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van een reiziger is per reis beperkt tot de hoeveelheden die in bijlage 2 zijn genoemd. In het geval een reiziger tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en/of bier in grotere hoeveelheden in het vrije verkeer wenst te brengen, kan vrijstelling worden verleend tot de hoeveelheden die in bijlage 2 zijn genoemd. Het begrip alcoholhoudende producten is uiteengezet in paragraaf 2.2. In afwijking van het bepaalde over de waarde (zie paragraaf 9.6) moeten slechts over het meerdere het invoerrecht worden geheven.

Let op:

In andere lidstaten van de Unie kunnen lagere hoeveelheden en/of gewichten van tabaksproducten zijn vrijgesteld. (artikel 21b, lid 1 Wet op de omzetbelasting 1968)

Reizigers die de leeftijd van 17 jaren nog niet hebben bereikt zijn uitgesloten van de vrijstelling van invoerrecht voor tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier. (artikel 21b, lid 3 Wet op de omzetbelasting 1968)

6 Intrinsieke waarde

De vrijstelling voor goederen in de persoonlijke bagage van reizigers kan slechts worden verleend als de som van de intrinsieke waarde van de andere goederen dan tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier (zie paragraaf 9.5) voor elke reiziger en voor elke reis afzonderlijk niet meer bedraagt dan € 430 (reizigersvrijstelling).

In het geval goederen een hogere intrinsieke waarde hebben dan deze intrinsieke waarde wordt de vrijstelling verleend voor goederen met een waarde tot € 430. De intrinsieke waarde van afzonderlijk goederen mag niet worden gesplitst. Als daarom slechts één voorwerp in het vrije verkeer wordt gebracht, waarvan de waarde meer bedraagt dan € 430 zijn over de gehele waarde invoerrecht verschuldigd. In het geval door een reiziger uit een derde land één geschenk van € 350 evenals één van € 85 wordt meegenomen, blijft de vrijstelling beperkt tot het geschenk van € 350. Over de gehele waarde van het andere geschenk moeten de invoerrecht worden geheven. De waardengrens van € 430 geldt voor elke reiziger en elke reis afzonderlijk. Samen reizende personen kunnen daarom niet een voorwerp in het vrije verkeer brengen waarvan de waarde uitgaat boven deze intrinsieke waarde. (artikel 21b, lid 1, letter a Wet op de omzetbelasting 1968)

Het maximumbedrag voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaart en particuliere plezierzeevaart is beperkt tot € 300.

Het begrip “intrinsieke waarde” wordt uitgelegd in paragraaf 2.2 van dit onderdeel.

7 Bemanning van vervoermiddelen

Voor personeelsleden van vervoermiddelen die in het internationale verkeer zoals het verkeer van lijnvaartuigen en –luchtvaartuigen en chartervaartuigen en –luchtvaartuigen, met derde landen worden ingezet, geldt bij het brengen in het vrije verkeer van tabaksproducten, alcohol, alcoholhoudende dranken, wijnen en bier een verdere beperking van hoeveelheden. De beperking geldt slechts als de goederen in het vrije verkeer worden gebracht in het kader van een beroepsactiviteit in het internationale verkeer. De hoeveelheden zijn vermeld in bijlage 2. Het begrip alcoholhoudende producten is uiteengezet in paragraaf 2.2. (artikel 21b, lid 4 Wet op de omzetbelasting 1968)

Let op!

Bemanningsleden van de dag-, kust- of sportvisserij zijn geen bemanningsleden in het internationale verkeer tussen derde landen en de Unie. Zij komen daarom niet aanmerking voor de vrijstelling.

8 Reizigers in particuliere plezierluchtvaart of plezierzeevaart

De reizigersvrijstelling van € 430 is voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaart en plezierzeevaart beperkt tot een bedrag van € 300. Zie ook paragraaf 9.6.(artikel 21b, lid 2 Wet op de omzetbelasting 1968)

9 Reikwijdte vrijstelling belastingen

De vrijstelling van omzetbelasting is voorzien in artikel 21a en artikel 21 b Wet op de omzetbelasting 1968. De vrijstelling van accijns is voorzien in artikel 68a Wet op de accijns en de vrijstellingen van verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten zijn voorzien in artikel 31 Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten.

Bijlage Reizigersbagage. Beperking waarde en hoeveelheden

De vrijstelling als voorzien in artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 wordt verleend voor:

Reizigers

1) goederen, andere goederen dan bedoeld in de onderdelen b. tot en met e. hierna, waarvan de totale waarde niet meer dan € 430 per reiziger bedraagt. De waarde van persoonlijke bagage en die van persoonlijke geneesmiddelen worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Bij deze vrijstelling wordt de waarde van een afzonderlijk goed niet gesplitst;

2) de volgende tabaksproducten per reiziger tot een maximum van:
• 200 sigaretten, of;
• 100 cigarillo’s, of;
• 250 gram rooktabak; of
• een proportioneel assortiment van deze producten;

3) alcohol en alcoholhoudende dranken (geen niet-mousserende wijnen en bier (zie letter d (hierna), per reiziger tot een maximum van:
• 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger, of;
• 2 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol., of;
• een proportioneel assortiment van deze producten;

4) niet-mousserende wijn en bier per reiziger tot een maximum van:
• 4 liter niet-mousserende wijn, en
• 16 liter bier;

5) brandstof in het normale reservoir van een voertuig en per voertuig een maximale hoeveelheid van tien liter brandstof in een draagbaar reservoir.

Het maximum bedrag als bedoeld onder 1. wordt voor reizigers in de particuliere plezierluchtvaar of plezierzeevaart beperkt tot € 300 per reiziger.
De vrijstelling onder 2, 3. en 4. geldt niet voor reizigers jonger van 17 jaar.
Personeel

Voor personeel van vervoermiddelen in het internationale verkeer , zoals het verkeer van lijnvaartuigen en –luchtvaartuigen en chartervaartuigen en –luchtvaartuigen, tussen derde landen en de Unie worden de maximale hoeveelheden, hiervoor bedoeld onder b, c en d, beperkt tot de volgende hoeveelheden:

1) voor de toepassing van b, tabaksproducten:
• 40 sigaretten, of;
• 20 cigarillo’s, of;
• 10 sigaren, of;
• 50 gram rooktabak, of
• een proportioneel assortiment van deze producten;

2) voor de toepassing van c, alcohol en alcoholhoudende dranken:
• 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22% vol. of niet gedenatureerde ethylalcohol van 80% vol. en hoger, of;
• 1 liter alcohol en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van maximaal 22% vol., of
• een proportioneel assortiment van deze producten;

3) voor de toepassing van d, niet-mousserende wijnen en bier:
• 2 liter niet-mousserende wijn, en
• 8 liter bier.